Inpassing in de leefomgeving & subsidie

Dijkversterkingen maken vaak integraal onderdeel uit van ontwikkelingen in de omgeving van de dijk. Voor projecten van het HWBP geldt dat subsidie beschikbaar is voor het hoogwaterveiligheidsdoel, inclusief de benodigde inpassing in de leefomgeving
Het meekoppelen van initiatieven met als doel de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving is vanzelfsprekend mogelijk en moedigen we aan. Dergelijke meekoppelkansen dienen vanuit andere middelen gefinancierd te worden.

Deze pagina geeft toelichting op hoe je bepaalt welke inpassing subsidiabel is.

Het doel van het HWBP is om in 2050 alle primaire keringen te laten voldoen aan de veiligheidsnorm. Voor het deel van de werkzaamheden dat als sober en doelmatig wordt beoordeeld is subsidie beschikbaar. Sober wil zeggen dat alleen de kosten van maatregelen waardoor de kering weer aan de veiligheidsnorm gaat voldoen én de inpassing daarvan in de omgeving, voor subsidie in aanmerking komen. Wettelijke inpassingskosten maken onderdeel uit van de te subsidiëren kosten.

Inpassing is een breed begrip. Het speelt op meerdere schaalniveaus. Bij inpassing van HWBP-projecten is nationaal, provinciaal, gemeentelijk en waterschapbeleid van belang. Visies en beleidsdocumenten geven richting aan de oplossingen die gekozen worden voor de waterveiligheidsopgave in relatie tot de kwaliteit van de omgeving. De visies en het beleid dat doorvertaald is in wet- en regelgeving is subsidiabel. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een gemeentelijk Bestemmingsplan/Omgevingsplan, Waterschapsverordening en provinciale (Omgevings)verordening waarin de bestaande en de te behouden kwaliteiten van de omgeving zijn beschreven. Vaak is een vertaalslag nodig van datgene wat in deze regelgeving staat naar wat dit voor de inpassing van het HWBP-project betekent.

Het gaat daarbij om locatie specifieke maatregelen of voorzieningen die nodig zijn om de nadelige gevolgen van een plan te voorkomen, te beperken of te compenseren, conform artikel 5.4 lid 2 uit de Waterwet.

Voor de volledige informatie hierover zie de Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014 en de Toelichting daarbij.

Naast de voorwaarden die de subsidieregeling stelt ten aanzien van een sober ontwerp, zijn er ook voorwaarden ten aanzien van de doelmatigheid van een ontwerp. Dit wordt toegelicht in het Stappenplan sober en doelmatig en het Handelingsperspectief LCC

Bestaand kwaliteitsniveau

De subsidieregeling biedt de financiële mogelijkheid om het bestaande kwaliteitsniveau van de omgeving waarin de waterveiligheidsopgave zich bevindt, op niveau te houden, mits daar voorafgaand in wet- en regelgeving de verplichting voor is vastgelegd. De leefomgeving zal door het project echter wel veranderen; behoud of volledig herstel van de bestaande situatie is in veel gevallen namelijk niet, of maar ten dele, mogelijk.

Het kan daarnaast wenselijk zijn om met het HWBP-project kansen te benutten en bewust te kiezen voor ontwikkeling van het gebied, omdat dit leidt tot andere, nieuwe kwaliteiten die passender zijn en/of waardevoller zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het aanleggen van vooroevers in plaats van versterking van de dijk.

Om de (mate van) subsidiabiliteit voor een project te bepalen, is een onderbouwing nodig waaruit blijkt welke onderdelen van het ontwerp zorgen voor het voorkomen, beperken dan wel compenseren van nadelige gevolgen. Als dat duidelijk is, dan is daarmee tegelijkertijd duidelijk welke onderdelen van het ontwerp niet subsidiabel zijn, omdat zij niet voortvloeien uit het beperken van de negatieve impact die het HWBP-project heeft op de kwaliteit van de leefomgeving.

Hoe bepaal je de grens tussen inpassing en het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving?

Hoe een project ingepast moet worden is maatwerk en mensenwerk. Er bestaat geen gestandaardiseerde methode waarmee gekwantificeerd kan worden wat “inpassing” is. Het is echter wel mogelijk om een vakinhoudelijke analyse op te stellen op grond waarvan een uitspraak kan worden gedaan over de (mate van) subsidiabiliteit.     

Deze onderbouwing moet dan gestoeld zijn op het (ruimtelijk en technisch) ontwerp van de dijk, de uitgangspunten die daaraan ten grondslag liggen en de effecten op de leefomgeving. De uitgangspunten met betrekking tot de leefomgeving worden op projectniveau beschreven en in beeld weergegeven in diverse documenten zoals de integrale scopebepaling, het ruimtelijk kwaliteitskader, het MER en het Projectplan Waterwet/Projectbesluit.

De volgende vragen bieden een leidraad voor de onderbouwing:

  1. Wat is de oplossing om aan de norm voor de waterveiligheid te voldoen zonder dat er met de kwaliteit van de leefomgeving rekening gehouden wordt (referentieontwerp).
  2. Vanuit welke wet- en regelgeving is de inpassing in de leefomgeving van voorliggende dijkversterking nodig?
  3. Wat zijn op hoofdlijnen de nadelige gevolgen voor de leefomgeving van deze oplossing? Welke nadelige gevolgen zijn er op specifieke locaties?
  4. Welke ontwerpkeuzes zijn gemaakt om deze nadelige gevolgen te voorkomen?
  5. Welke ontwerpkeuzes zijn gemaakt om deze nadelige gevolgen te beperken (mitigeren)?
  6. Welke ontwerpkeuzes zijn gemaakt om nadelige gevolgen te compenseren?

Het antwoord op bovenstaande vragen maakt inzichtelijk wat de nadelige gevolgen zijn van een plan en welke (locatie specifieke) maatregelen of voorzieningen zijn opgenomen in het ontwerp om deze nadelige gevolgen te voorkomen, beperken (mitigeren) of compenseren.

Als ondersteuning voor deze onderbouwing dient verwezen te worden naar relevante wet- en regelgeving die ten grondslag ligt aan de noodzaak voor het voorkomen, beperken (mitigeren) of compenseren van de nadelige gevolgen.

Onder ‘wettelijke’ inpassing wordt dan ook verstaan de kosten die een waterschap moet maken op grond van een wettelijke verplichting in het kader van de waterveiligheidsopgave. Indien kosten worden gemaakt vanwege concrete voorschriften of voorwaarden van een bestuursorgaan (bijv. in een Omgevingsvergunning of een Natuurbeschermingsvergunning), dan kunnen deze kosten vallen onder wettelijke inpassingskosten zoals bedoeld in de subsidieregeling.

De onderbouwing van welk deel van het ontwerp als sober kan worden aangemerkt is feitelijk alleen relevant in de subsidierelatie tussen waterschap en de subsidieverstrekker en eventueel de andere financierende partijen. Daarom ligt een separate rapportage hierover, naast een ontwerprapport van het Voorkeursalternatief of Definitief ontwerp, voor de hand. 

De wijze waarop de waterveiligheidsopgave wordt ingepast, de vormgeving en de materialisering van het ontwerp kunnen verder onderbouwd worden door de documenten die volgen uit de daartoe geëigende werkprocessen. In de Roadmap “duurzame dijkversterkingen met ruimtelijke kwaliteit” zijn deze werkprocessen met bijbehorende documenten opgenomen.

Vragen

Heb je vragen naar aanleiding van bovenstaande of heb je een specifieke case die je wilt toetsen, maar je komt er niet uit? Neem dan contact op met Regina Havinga.