Wijzigingen wet- en regelgeving & subsidie

Op deze pagina staat de generieke werkwijze rondom artikel 11 van de Regeling subsidies hoogwaterbescherming (hierna: subsidieregeling) beschreven. Het artikel gaat in op de de toepassing van artikel 11 van de subsidieregeling bij meerkosten wegens wijziging van wet- en regelgeving of als gevolg van wijziging van de reikwijdte van de maatregel voor zover die wijziging plaatsvindt op initiatief of aanwijzing van de Minister.

Deze generieke werkwijze moet gelezen worden in de context van de redeneerlijn voor artikel 11 'corona, stikstof en PFAS & Subsidie', waarin is uitgelegd wanneer het genoemde artikel van toepassing is. Het gaat in voorliggende werkwijze om de uitwerking van de vraag hoe artikel 11 gehanteerd zal worden. Kern van de werkwijze is ‘maatwerkafspraken’. Deze werkwijze is daarmee ook van toepassing op de dossiers rond corona en stikstof. Op 23 juni 2021 heeft het Programmabestuur HWBP akkoord gegeven op de beschreven werkwijze op deze pagina.

Generieke werkwijze

- Indien meerkosten worden verwacht zoals bedoeld in artikel 11 van de subsidieregeling, dan wordt in eerste instantie tussen het waterschap en de programmadirectie HWBP een oplossing uitgewerkt.

  • Op projectniveau wordt de situatie van geval tot geval beoordeeld.
  • Bij wijziging van de subsidieverlening met een beroep op artikel 11, dient overeenkomstig de subsidieregeling eerst een inschatting gemaakt te worden van de meerkosten. Ook hier dient voorcalculatie in acht te worden genomen. In overleg met het HWBP begeleidingsteam worden tijdig afspraken gemaakt over het te volgen traject en de inschatting van de extra kosten. Qua werkwijze geldt dat er een integrale impact op het project, scope, budget, planning en risicodossier uitgewerkt moet worden, zodat de extra bijdrage vastgesteld kan worden.
  • Indien kosteninschatting vooraf geen problemen geeft, dan kan de subsidieverlening tussentijds gewijzigd worden voor een aanvullende subsidie als voldaan wordt aan artikel 11.
  • Indien kosteninschatting vooraf toch lastig blijkt te zijn, dan wordt zo snel mogelijk voordat de kosten worden gemaakt, tussen het waterschap en het begeleidingsteam een gesprek gevoerd. Dit om het principe van voorcalculatie zoveel mogelijk te volgen en om met elkaar overeenstemming te hebben over de proportionaliteit van de meerkosten. Het is in dit geval raadzaam om eerst meer helderheid te krijgen over de impact voor het project, om vervolgens een aanvullende subsidie aan te vragen, conform de spelregels van de subsidieregeling. Kern van de afspraken moeten altijd zo goed als mogelijk het principe van voorcalculatie kenmerken. Bij het voorgaande punt kan het waterschap, het begeleidingsteam vooraf periodiek (bijv. per drie maanden) inzicht geven in en onderbouwing van de kosten van maatregelen die getroffen moeten worden. Het is van belang dat over de aanpak en kosten voor de voorliggende periode de programmadirectie wordt geïnformeerd en overeenstemming is tussen de programmadirectie en de beheerder.
  • Over de wijze waarop de verrekening van de meerkosten zoals bedoeld in artikel 11 gaat plaatsvinden, zal overlegd worden met het begeleidingsteam waar een maatwerkafspraak voor kan worden gemaakt.

Corona-specifieke werkwijze

Update 1 april 2022: aangezien de beperkende coronamaatregelen zijn opgeheven, is het niet mogelijk om coronaclaims in te dienen op basis van het artikel 11. Lees meer hierover op de pagina corona, stikstof, PFAS & subsidie.

Specifiek voor corona houdt deze werkwijze het volgende in:

Informeel bijhouden van de consequenties via een logboek, waarmee het wordt gemonitord. Er is nog geen formele aanvullende subsidie verleend voor het coronarisico. Voor lopende projecten is een logboek bijgehouden van de vertraging en meerkosten die zijn opgetreden. Idealiter was dit risico vooraf in beeld gebracht, echter de gevolgen van de verschillende lockdowns waren niet te overzien. Aangezien dit een breed maatschappelijk probleem is, dient ook met juiste bestuurlijke verantwoordelijkheid omgegaan te worden met aanvullende subsidies vanuit het HWBP.

Indien er meerkosten ontstaan als gevolg van coronamaatregelen, dan kunnen er nadere afspraken worden gemaakt over hoe om te gaan met de verlening van een aanvullende subsidie. Het is noodzakelijk om hier transparant en navolgbaar in te zijn en afstemming te hebben tussen projectteam en begeleidingsteam.

Casus

Project X bevindt zich in de verkennings- of planuitwerkingsfase. De kosten die gemaakt worden bestaan voornamelijk uit de inzet van personeel. Zowel eigen personeel, als personeel bij derden via uitbestedingen. Daarnaast zijn activiteiten nodig zoals onderzoeken, boringen, etc. Het coronavirus leidt ertoe dat enerzijds vertragingen kunnen ontstaan door bijv. inefficiency. Anderzijds biedt het digitaal werken ook kansen en zijn er minder verkeersbewegingen om van overleg naar overleg te gaan. Voor onderzoeken waar met afstand van 1,5 meter gewerkt moet worden of aanvullende maatregelen getroffen moet worden om veilig te kunnen werken kan dit leiden tot extra kosten en in uiterste gevallen uitstel van onderzoek als dit omwille van de veiligheid van personeel niet voortgezet kan worden.

Stikstof-specifieke werkwijze

Specifiek voor Stikstof houdt deze werkwijze het volgende in:

Hiervoor geldt dat de gevolgen voor Stikstof vooraf in beeld gebracht moeten worden, waarna een aanvullende subsidie kan worden aangevraagd. Indien dit met teveel onzekerheden omgeven is, is het raadzaam om eerst meer helderheid te krijgen over de impact, om vervolgens een aanvullende subsidie aan te vragen, conform de spelregels van de subsidieregeling.

Casus

Sinds 1 juli 2021 is het niet langer nodig een activiteit met tijdelijke emissies op de lokale effecten te toetsen in het vergunningstraject. Projecten met een tijdelijke emissie zijn vrijgesteld van de verplichting om een stikstofvergunning aan te vragen: de zogenaamde partiële vrijstelling voor de bouw. De bouwactiviteiten worden vrijgesteld voor zover het gaat om de bouwfase. Stel, dat project Y bezig is met het vergunningstraject ten aanzien van stikstof. Vanwege de gewijzigde wet- en regelgeving zijn de bouwactiviteiten vrijgesteld van de vergunningplicht voor zover het gaat om de bouwfase. Voor de gebruiksfase kan het project alsnog te maken krijgen met verplichtingen die meerkosten met zich mee kunnen brengen.

Voor effecten in de gebruiksfase blijft de toets op significante effecten vanwege stikstof wel verplicht in verband met de vergunningplicht. Als dan na een passende beoordeling blijkt dat er mitigerende of compenserende maatregelen nodig zijn ter bescherming van de natuurwaarden, dan kunnen dat subsidiabele meerkosten zijn ten opzichte van een eerdere kostenraming.
 

Toelichting Stikstofwet

Per 1 juli 2021 vallen de stikstofeffecten vanwege tijdelijke bouw- en aanlegwerkzaamheden onder een nieuwe wettelijke vrijstellingsgrond. Het gaat dan om een nieuw art. 2.5 in het Besluit natuurbescherming waarin per 1 juli 2021 een partiële vrijstelling van de vergunningplicht staat voor de bouwsector. Zie het Wijzigingsbesluit stikstofreductie en natuurverbetering.

De vrijstelling geldt niet voor de gebruiksfase van wat wordt gebouwd of aangelegd. Dat betekent bijvoorbeeld dat er nog steeds een natuurvergunning nodig kan zijn voor de stikstofdepositie die wordt veroorzaakt tijdens de gebruiksfase. Er is dus een knip gemaakt tussen de bouw en het gebruik van het bouwwerk, waarbij de vrijstelling alleen geldt voor tijdelijke stikstofemissies en niet voor structurele stikstofemissies in de gebruiksfase van het bouwwerk.